Vlakdruk

Bij vlakdruk wordt gebruik gemaakt van een drukplaat met gladde en ruwere delen


Bij vlakdruk wordt gebruikgemaakt van de eigenschappen van vet en water die elkaar afstoten. Het af te drukken beeld heeft een zeer glad oppervlak en het niet af te drukken beeld een heel fijn ruw oppervlak (fijner dan het allerfijnste schuurpapier). Eerst wordt de drukplaat bevochtigd waarbij de hele gladde delen het water afstoten en de ruwere delen het water juist aantrekken. Daarna wordt de plaat geïnkt waarbij het water op de ruwere (niet drukkende delen) de vette inkt afstoot. Dan kan de afdruk tot stand gebracht worden.

De eerste tijd werd als drukplaat een speciale steensoort gebruikt, de Solenhofer kalksteen.
Bij de offsetdruk wordt de drukplaat om een grote cilinder heen gespannen die onder inktrollen en vochtrollen doordraait. Vervolgens wordt het beeld overgezet tegen een cilinder die bekleed is met een rubber doek en van daar af wordt de afdruk op het papier overgebracht. Onder dat papier bevindt zich een tegendrukcilinder die zorgt voor de nodige drukspanning.

Offset (overzetten)-vlakdruk is in tegenstelling tot de andere klassieke druktechnieken een indirecte druk.
Tegenwoordig zijn de meeste drukmachines meerkleurenpersen. Dat wil zeggen dat de pers uit een aantal elementen (druktorens) is samengesteld. De pers wordt daardoor aanzienlijk duurder en neemt heel wat extra ruimte in beslag. Desondanks wegen de voordelen veel zwaarder door. Vierkleurendrukwerk kan in één enkele drukgang op papier worden gezet, wat de productiesnelheid en kwaliteit ten goede komt.